Het zou natuurlijk heel leuk zijn om het gevoel te hebben dat er echt superveel dingen zijn die eigenlijk niet blijken te hoeven, terwijl er wel van alles mag. En het leuke is: dat gevoel kun je creëren! Door te oefenen in niet-hoeven en wel-mogen.

Stap 1: Het hoeft niet

Oefenen in niet-hoeven doe je heel eenvoudig door tegen jezelf te zeggen dat iets niet hoeft. Afgelopen zomer was ik bijvoorbeeld bij Lowlands, natuurlijk hét festival van mijn zomer, waar ik de hoogste verwachtingen van had. Maar goed, zoals de dingen gaan: daar stond ik dan, bij een concert dat wel oké maar niet fantastisch was, net als de twee voorgaande concerten. Ik bedacht me dat het een perfect moment was om te oefenen met niet-hoeven. ‘Loes,’ zei ik in gedachten tegen mezelf, ‘je mag het concert wel leuk vinden en zo… maar het hoéft niet.’ Dat maakte me al meteen een stukje vrolijker. Ik vond het concert nog steeds niet leuk, maar ik was in ieder geval van het nare gevoel af dat werd veroorzaakt doordat ik een druk voelde om het leuk te vinden.

Soms hoef je maar één keer tegen jezelf te zeggen dat iets niet hoeft, maar meestal heb je wat langer nodig. Zo kan ik ook tegen mezelf zeggen:
‘Je mag dit concert leuk vinden, maar het hoeft niet.
Je mag de band net zo geweldig vinden als al die mensen om je heen, maar dat hoeft niet.
Je mag je druk maken over wat je hier nu thuis over moet vertellen, maar dat hoeft niet.
Je mag jezelf kwalijk nemen dat je het concert niet leuk vindt, maar dat hoeft niet.’
Dat gaat dan soms zo nog vijf of tien minuten door, tot plotseling het kwartje valt, en ik écht het gevoel heb dat ik het concert niet leuk hoef te vinden!

Stap 2: Het mag wel

Maar niet-hoeven oefenen gaat nog verder! Want als je de ‘het hoeft niet’ echt voelt, kun je een stap verder gaan. Door te zeggen: ‘maar het mag wel.’
Ik stond dus nog steeds bij een concert dat ik wel oké vond, en wat ik gelukkig niet per se leuk hoefde te vinden. Maar… het mocht wel! Een brede glimlach speelde om mijn mond. ‘Je hoeft het concert niet leuk te vinden Loes, maar het màg wel!’ Door dat tegen mezelf te zeggen, kon ik mezelf open stellen voor het idee dat het concert misschien wèl leuk was. En dat bleek het (nu het niet per se meer hoefde) nog best te zijn ook! Maar het was natuurlijk ook helemaal prima geweest als ik – ook al mocht het wel – het concert alsnog niet leuk had gevonden.

Het is wel belangrijk dat, voordat je tegen jezelf begint te zeggen dat iets wel mag, je zeker weet dat je de eerste stap echt bereikt hebt. Anders kun je jezelf alsnog het gevoel geven dat het móet.

Negatieve dingen mogen – en niet hoeven

Voor negatieve dingen werkt het oefenen precies andersom. Je begint met ‘het mag wel’ en als je dat niveau bereikt hebt, kun je proberen of het je lukt om ‘maar het hoeft niet’ toe te passen. Bijvoorbeeld: ‘Je hoeft je niet te ergeren aan die mensen naast je, maar het mág lekker wel!’ Gevolgd door de stap: ‘Je mag je mag je ergeren aan die mensen, maar het hóeft niet.’

Een beetje uitproberen

Als je oefent in niets-hoeven is het altijd een beetje uitproberen welke zin jou raakt. Dus zeg gewoon lekker veel tegen jezelf over wat er allemaal wel mag maar niet hoeft, net zolang tot je iets hebt gevonden waarvan je denkt: hé wat fijn dat dat niet hoeft! Soms kan het ook helpen om dezelfde zin een aantal keer te herhalen, zodat je hem echt gelooft. Of om gewoon extra te genieten van het fijne, bevrijdende gevoel dat hij je geeft (:

Kortom, oefen er lekker op los. Want oefenen in niet-hoeven mag lukken, maar het hoeft gelukkig niet!